gaming-girl
“Gamen helpt de student, chatten niet”
22 september 2016
プリント
“Van swipen leren kinderen helemaal niets”
12 januari 2017

“Is een kind uit het buitenland halen nog van deze tijd?”

shutterstock_353343683

Wat suggereert de titel?

“Een kind redden uit een hopeloze situatie in een ver land, wat kan daarop tegen zijn? Van alles, vindt de Raad voor Jeugdbescherming. Het adviesorgaan pleit voor afschaffing van internationale adoptie.” Aldus begint het artikel in de Volkskrant van Anneke Stoffelen (Volkskrant, 3 november 2016).

Volkskrant bericht

Op welk wetenschappelijk onderzoek is het nieuwsbericht gebaseerd?

Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, Bezinning op Interlandelijke Adoptie. Advies d.d. 14 oktober 2016

De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) adviseert de regering over allerlei zaken betreffende de zorg voor de jeugd. De minister van Veiligheid en Justitie heeft de RSJ gevraagd een advies uit te brengen over interlandelijke adoptie. En zoals het Volkskrant artikel al suggereert, is de conclusie van de Raad dat interlandelijke adoptie moet worden afgeschaft. In plaats daarvan moet er steun komen voor opvang van de kinderen in het land waar ze zijn geboren. Na meer dan een halve eeuw interlandelijke adoptie is dit een drastische conclusie.

Klik hier voor het RSJ advies.

De vraag is: zijn de argumenten van de Raad houdbaar?

Is dit echt wetenschappelijk nieuws?

Is het advies van de Raad op deugdelijke wetenschappelijke bevindingen gebaseerd? Twee argumenten staan centraal. Ten eerste zou interlandelijke adoptie een ‘aanzuigende werking’ hebben, dus de vraag naar adoptiekinderen zou het aanbod van potentiële adoptiekinderen verhogen. Ten tweede staat internationale adoptie de opbouw van jeugdzorg voor kinderen en hun gezin in het land waar zij geboren zijn in de weg, sterker nog: adoptie zou de plaatselijke jeugdbeschermingssystemen ondermijnen.

Maar de Raad geeft onvoldoende wetenschappelijke steun voor beide argumenten, en in haar rapport ontbreken de wetenschappelijke feiten die haar normatieve conclusie kunnen ondersteunen.

Paragraaf 3.7 in het rapport en de Bijlage bij deze paragraaf staan hier centraal, want in die passages moet de wetenschappelijke basis onder het pleidooi voor afschaffing van interlandelijke adoptie gezocht worden. Voor de feiten verwijst de Raad naar de volgende publicaties: Bos, 2007; Cederblad, 2003; Cheney & Rotabi, 2015; Chou & Browne, 2008; Ambrose & Mary, 2001; Post, 2008.

Klik hier voor de geraadpleegde literatuur.

Wat is de kwaliteit van het onderzoek?

De kwaliteit van de geciteerde publicaties is teleurstellend laag. Bos (2007) is een actieonderzoek waarbij 36 afstandsmoeders in een stad in Zuid-India zijn geïnterviewd. Uit die interviews trekt Bos de radicale conclusie dat adoptie een aanzuigende werking zou hebben, en uitbreiding van het aantal weeshuizen zou bewerkstelligen. De essentie van kwalitatief (actie)onderzoek is juist dat de interview-impressies en observaties nooit gegeneraliseerd kunnen worden naar andere groepen in het land of elders in de wereld. En dit type onderzoek kan ook nooit causale relaties aan het licht brengen, hoogstens kan zulk onderzoek hypothesen opleveren voor meer systematische studie en experimentele interventies die leiden tot causale bevindingen. Ook in Cederblad (2003) zijn vermoedens van een aanzuigende werking geopperd maar geen feiten gepresenteerd die berusten op systematisch empirisch onderzoek. Impressies zijn ook de grondstof voor de publicatie van Ambrose en Mary (2001) over Roemenië (‘..we were told of instances..’; ‘…we were told of a number of examples…’). Ook Post (2008) komt in haar verhaal over ‘De perverse effecten van het Haags Adoptieverdrag’ niet verder dan herhaling van het anekdotisch materiaal uit Dickens (2002) die zelf geen empirische feiten aandraagt.

Datzelfde geldt voor Cheney en Rotabi (2015) die spreken over ‘verslaving aan adoptie’ en het ‘orphan industrial complex’. Dat zijn grote woorden die het helaas zonder kwantitatieve, systematische onderbouwing moeten stellen. Waar in deze publicatie cijfers worden gegeven, pleiten die eerder tegen de aanzuigende werking: de auteurs melden 240 adopties vanuit Oeganda naar de USA in 2012, en ook een toename met bijna 600 weeshuizen in de periode tussen 2009 en 2013 in datzelfde land. Selman (2016) meldt 802 adopties vanuit Oeganda over de hele periode van 2003-2012 naar alle ontvangende landen. Een adoptiedruppel op een gloeiende weeshuisplaat.

De enige bron met een serieuze poging tot wetenschappelijke bewijsvoering is het artikel van Chou en Browne (2008) waarin de auteurs cijfers op een rij zetten voor een aantal Europese landen over aantallen jonge kinderen in ‘weeshuizen’ en interlandelijke adoptie. Ze rapporteren voor 14 landen een sterke positieve samenhang tussen percentage jonge kinderen in weeshuizen en ‘export’ van adoptiekinderen, maar ook voor 7 landen een sterke positieve samenhang met de ‘import’ van adoptiekinderen. Correlaties gebaseerd op zulke kleine aantallen landen zijn erg instabiel, mogelijk afhankelijk van een enkele uitbijter (bijvoorbeeld België in eerstgenoemde samenhang), en al snel ‘vals positieve’ uitkomsten die niet repliceerbaar zijn. En natuurlijk laten de samenhangen geen enkele conclusie toe over causaliteit (de richting van het verband kan net zo goed andersom zijn), dus ook hier geen empirische steun voor verregaande oordelen over interlandelijke adoptie als stimulans voor de bouw van weeshuizen.

Voorbeeld van een voortreffelijk experimenteel onderzoek naar de desastreuze effecten van weeshuizen:

nelson-fox-zeanah-beip-study: schadelijke effecten van weeshuizen experimenteel onderzocht

Wat is de praktische bruikbaarheid?

De Raad heeft politiek, beleid en praktijk een slechte dienst bewezen door zich niet te bekommeren om het wetenschappelijke gehalte van haar centrale argumenten. Er is geen deugdelijk wetenschappelijk bewijs voor de stelling dat interlandelijke adoptie de groei van het aantal weeshuizen zou bevorderen of de jeugdzorg in de landen van herkomst zou benadelen. De argumentatie is ook niet plausibel. Het aantal wereldwijd internationaal geadopteerde kinderen over de jaren 2004-2016 is door Selman (2016) recent geschat op 331.567 adoptiekinderen.

Zie link naar Selman’s cijfers.

Alleen al Oekraïne telde in 2016 bijna 800 weeshuizen, met meer dan 100.000 kinderen (Dobrova-Krol & Van IJzendoorn, in press). De in totaal 561 kinderen uit Oekraïne die in 2014 interlandelijk zijn geadopteerd (Selman, 2016) vallen hierbij totaal in het niet. En dat is een goede afspiegeling van de verhoudingen wereldwijd. Er zijn geen wetenschappelijke aanwijzingen dat interlandelijke adoptie een causale rol speelt in de groei van het aantal weeshuizen of in het wegkwijnen van locale jeugdzorg.

Nogmaals: Adoptie is minder dan een druppel op een gloeiende weeshuisplaat.