clown-black-pete
“Kinderen zijn blind voor kleur Zwarte Piet”
15 september 2016
shutterstock_353343683
“Is een kind uit het buitenland halen nog van deze tijd?”
3 november 2016

“Gamen helpt de student, chatten niet”

gaming-girl

Trouw (8 augustus 2016) rapporteert opmerkelijke resultaten uit een analyse van de studieprestaties van 12.000 Australische tieners: “Online gamen doet de schoolprestaties goed. Chatten op sociale media, daarentegen, haalt de studieresultaten naar beneden.”

Review geschreven door Adriana Bus

Wat suggereert de titel?

Ouders en leerkrachten maken zich terecht zorgen over de vele uren online van leerlingen ten koste van hun huiswerk. Maar zorgen over ‘gamen’ zijn niet terecht. Dat zou juist goed zijn voor de schoolprestaties.
Hoe heeft de Australische onderzoeker Alberto Posso het effect van de uren online precies onderzocht? En bewijst dit onderzoek dat tijd besteed aan gamen goed besteed is?

Op welk wetenschappelijk onderzoek is het nieuwsbericht gebaseerd?

Het PISA-onderzoek (PISA = Programme for International Student Assessment) is in 2012 uitgevoerd onder 15-jarige Australische adolescenten. PISA test kennis van wiskunde, natuurwetenschappen en leesvaardigheid en verzamelt gegevens over gebruik van informatie- en communicatie-technologie (ICT). De adolescenten beantwoordden twee vragen: hoe vaak ze gebruik maken van sociale media en hoe vaak ze videogames spelen. Dat kan natuurlijk sociaal wenselijke antwoorden uitlokken.

Dit is het paper van Posso: posso_2016-gamen-pdf

Met regressieanalyse is nagegaan hoe gebruik van ICT samenhangt met schoolprestaties zoals gemeten in PISA. Wat het chatten betreft scoren respondenten die aangeven een of twee keer per week of vaker gebruik te maken van sociale media 14 tot 20 punten lager op alle PISA testen dan respondenten die zeggen nooit te chatten. De verschillen zijn significant maar klein (ongeveer 0.20 standaarddeviatie). Regelmatige gebruikers van sociale media doen het dus een beetje slechter op de PISA testen in vergelijking tot de vrij kleine, vermoedelijk uitzonderlijke groep van 7% die zegt de sociale media nooit te gebruiken. Die groep kan natuurlijk op allerlei andere factoren ook drastisch afwijken van de rest.

Verrassenderwijs zijn de bevindingen voor gamen omgekeerd. Testscores van de meest frequente gamers liggen tussen 8 en 15 punten hoger vergeleken met pubers die zeggen nooit te gamen. Voor een of twee keer per week of dagelijks gamen is de samenhang heel zwak (0.10 standaarddeviatie). Voor bijna dagelijks gamen is de samenhang iets sterker (0.16 standaarddeviatie). Dit marginale verschil in effectgrootte brengt Posso tot zijn conclusie dat vooral bij matig gamen computerspelletjes positieve invloed hebben op de schoolprestaties.

Is dit echt wetenschappelijk nieuws?

Zoals Posso ook zelf opmerkt: het zijn maar correlaties en vooral de richting van de samenhang is daarom eigenlijk niet goed te interpreteren. Wie beter presteert op school is misschien ook beter in gamen (doorgaans cognitieve activiteiten) en speelt daarom vaker. Het is ook heel goed voorstelbaar dat kinderen die graag problemen oplossen zich zowel door school als door games uitgedaagd voelen. Ze gamen daarom vaker maar de games verklaren hun betere schoolprestaties niet.

Dat chatten slecht zou zijn voor schoolprestaties is evenmin bewezen, want ook dit verband kan omgekeerd zijn, of veroorzaakt door een derde factor. Wie weinig interesse in schoolse vakken heeft, zoekt misschien vaker afleiding in chatten, wat resulteert in een negatief verband. Maar dat is geen oorzakelijk verband.

Wat is de praktische bruikbaarheid?

Er is geen bewijs geleverd dat videogames een positief effect hebben op schoolprestaties. We kunnen ook niet concluderen dat chatten de schoolprestaties vermindert. De opzet van de studie is daarvoor niet toereikend. Misschien is het nut van de studie dat gebruik van sociale media en videospelletjes niet op een hoop gegooid moeten worden, en -wie weet- verschillende effecten hebben.